Grenzen aan groei: hoe past al die duurzame energie op het elektriciteitsnet?

onderstation Dodewaard
Het onderstation in Dodewaard. (Bron: Alliander)

“Als je een windmolen neerzet, dan moet die stekker ook ergens in het stopcontact”, aldus Pieter van der Ploeg van netbeheerder Liander. Het klinkt eenvoudig. Maar over die capaciteit is veel te doen: de grenzen komen in zicht. Hoe zit dat precies? Liander is niet voor niets partner van RES Rivierenland. Van der Ploeg: “Alles kan, maar we moeten wel op tijd samen optrekken.”

Het energielandschap verandert. Elektriciteit wordt steeds meer decentraal opgewekt. Windparken moeten op het net worden aangesloten. In elke straat liggen de daken vol met zonnepanelen – wordt de elektriciteit in huis niet gebruikt, dan moet die worden getransporteerd en opgeslagen. En dan gaan we ook steeds meer stroom gebruiken: verwarmen met elektriciteit, koken op elektriciteit, rijden op elektriciteit.

Capaciteit kost tijd

De opgave is groot, zoveel is duidelijk. Netbeheerders zien die opgave natuurlijk ook aankomen. Toch is het heel belangrijk om hen in een vroeg stadium aan tafel te vragen, stelt Pieter van der Ploeg. Extra capaciteit op de juiste plek kost namelijk tijd. Er moeten bijvoorbeeld nieuwe elektriciteitsverdeelstations komen, de aansluiting tussen hoogspanningsnet en lokaal netwerk. Dat kost vanwege de bestemmingsplanprocedure zo een jaar of zes. Bij windparken is dat meestal geen probleem, die zijn ook lang onderweg. De ontwikkeling van een zonnepark, daarentegen, gaat veel sneller. “Om niet voor verrassingen komen te staan: hoe eerder en vaker we aan tafel zitten, hoe liever het ons is.”

Slimmer aansluiten

Dat problemen geen toekomstmuziek zijn, bleek begin september nog. TenneT, beheerder van het hoogspanningsnet, meldde dat de grens voor het terugleveren van elektriciteit in Gelderland in zicht is. TenneT gaat eerst een onderzoek uitvoeren, tot die tijd is voor nieuwe aansluitingen geen plek.

Er zijn heus oplossingen denkbaar, aldus Van der Ploeg. Om bijvoorbeeld sneller en goedkoper energieprojecten aan te kunnen sluiten zijn slimme combinaties te maken: “De zon schijnt nooit maximaal als de wind hard waait. Zonneparken en windmolens kunnen dus heel goed aan één kabel.”

Vraag en aanbod in balans

En dan is er nog congestiemanagement. Wat is dat eigenlijk? Je zou het kunnen zien als spits mijden, legt Van der Ploeg uit. Zoals we ook niet allemaal tegelijk in de auto naar ons werk moeten stappen, kunnen we ook de elektriciteitsvraag aanpassen aan de capaciteit. “We zijn natuurlijk gewend dat energie altijd beschikbaar is: de gascentrale draait gewoon iets harder als de wasmachine aan staat. Maar misschien moeten we zeggen: we laden onze auto op als de zon schijnt.”

Denk aan de netbeheerder

“Morgen kan niet,” vat Van der Ploeg samen, “maar er is veel mogelijk, op voorwaarde dat we gezamenlijk optrekken. Zodat we kunnen kijken: wat is haalbaar wat is kostentechnisch te verantwoorden, wat zijn prioriteiten? Dan kunnen we daarop de middelen en energie inzetten. We hebben met de stuurgroep van RES Rivierenland alvast een hele mooie vorm van overleg, met al die partijen aan tafel. We zijn als stuurgroep begonnen met de vormgeving van een uitvoeringsprogramma waarin concrete stappen worden benoemd, dat biedt perspectief. Mijn oproep blijft: neem ons mee! 2030 is nu nog niet in gevaar, maar dan is intensieve samenwerking nodig, met begrip en respect voor elkaar rollen.”

Deel dit bericht: